Er was een tijd dat ik nog brieven schreef (je weet wel, eind twintigste eeuw). Ik deed op die teksten net zo veel mijn best als op een kort verhaal. Hoewel ik tegenwoordig ook mijn mailtjes pas verzend als ik ze stilistisch in orde vind, is het niet te vergelijken met de liefde die ik vroeger in mijn brieven stak.
Ik kreeg als jonge jongen een keer verkering met een meisje dat in een andere stad woonde. We schreven elkaar. Ze was altijd blij met mijn post, maar er was één brief waar ze maar niet over uitgepraat raakte. Preciezer: één zin. Ik had namelijk iets opgeschreven, waar ik bij nader inzien niet echt achter stond. Omdat het te veel moeite was om helemaal opnieuw te beginnen, had ik de zin doorgekrast. Eerst nog door een paar strepen er doorheen te zetten. Maar op die manier bleef het nog gemakkelijk leesbaar, dus had ik alle woorden grondig onder de inkt gestopt. Je kunt je voorstellen waar de aandacht van mijn vriendinnetje naar uitging. Juist. Die zin. Wat had daar gestaan? Ze rustte niet voordat ze het wist.
Spanning creëren
Later, toen ik schrijver werd, moest ik nog vaak aan dat voorval denken. Want het illustreert perfect hoe een lezer met een tekst omgaat. Hij is vooral geïnteresseerd in wat er niet staat. Als ik proza schrijf, vertel ik door middel van suggestie een verhaal. En elke keer probeer ik het effect te benaderen dat die doorgekraste zin had op mijn toenmalige vriendinnetje. ‘Wat is het dat hij niet wil zeggen?’
Dat geldt voor de manier waarop je je informatie in je verhaal doseert, maar ook voor de dingen die je je personages laat zeggen. De spanning van een scène hangt in hoge mate af van de dingen die niet gezegd worden. Ik zal een voorbeeld geven.
Personages die niet zeggen wat ze bedoelen
‘Ik ben blij dat Annemarie nu met jou is, Victor. Ik heb liever dat ze het met een vriend van me doet, dan met een of andere klojo die ik niet ken.’ Het zijn warme woorden die hier worden uitgesproken. Maar geloven we het ook? Waarschijnlijk zijn er lezers die bij zo’n passage denken: ‘Victor kan maar beter oppassen met die zogenaamde vriend van hem. Voor hij het weet heeft hij een mes in zijn rug.’ Op dat moment heeft de schrijver wat hij wil: de lezer anticipeert op de dingen die komen gaan. Hij is betrokken.
Nog een voorbeeld. Een man en een vrouw zitten in de kamer. Zij leest een tijdschrift; hij kijkt tv. Plotseling vraagt de vrouw: ‘hou je nog van me?’ De man haalt zijn ogen niet van het scherm en zegt: ‘natuurlijk hou ik van je.’ Er volgt een lange periode van zwijgen, waarna de vrouw opstaat en zegt: ‘ik ga slapen.’ Ze wacht op een reactie, maar als die uitblijft verlaat ze de kamer.
Ongeacht of je het antwoord van de man nu gelooft of niet, er heerst spanning in deze scène. De twee zeggen bijzonder weinig, maar als lezer krijg je alle ruimte om te filosoferen over wat ze hadden kunnen zeggen.
Verstop je mooie vondsten, als paaseieren
Als schrijver kun je soms zo ingenomen zijn met je vondsten, dat je het allemaal aan de lezer wilt uitleggen. Je wilt dat de lezer je thema’s herkent. Tenslotte heb je er niet voor niets een boodschap in gestopt; ze zullen hem eruit halen ook! Toch moet je proberen om jezelf in toom te houden. Vertrouw erop dat je publiek op zoek gaat naar al het moois in jouw boek. Je hoeft het niet allemaal pontificaal op tafel te leggen.
Vergelijk het met het verstoppen van de paaseieren. Als de kinderen de eieren meteen zien liggen, is het spel afgelopen voordat het goed en wel is begonnen. Maar als ze na een kwartier zoeken nog geen enkel eitje hebben, is het huilen geblazen. Het verstoppen is een secuur werkje. Maar als je het goed doet, hou je de lezer het hele verhaal lang geboeid.
David Mulder
Laatste berichten van David Mulder (toon alles)
- Hoe je hoofdstukken schrijft die zinderen - 12 mei 2021
- Hoe schrijf je over jouw eigen leven? - 1 februari 2021
- Vier tips om meer te schrijven in minder tijd - 22 juli 2020
Dank je wel voor deze mooie uitleg!