Esther Verhoef Interview - Hoe schrijf je een bestseller?

Esther Verhoef – exclusief interview

Esther Verhoef InterviewEsther Verhoef (‘s-Hertogenbosch, 1968) is een van de succesvolste schrijvers van Nederland. Er werden meer dan een miljoen exemplaren verkocht van haar psychologische thrillers.

Van Rendez-vous zijn meer dan 300.000 exemplaren verkocht, van Close-up 325.000 exemplaren en van Alles te verliezen 250.000 exemplaren. Esther won twee keer de Zilveren Vingerafdruk, eenmaal de Diamanten Kogel eenmaal de NS Publieksprijs. In 2009 schreef Esther het geschenkboek Erken mij, met een recordoplage van 833.500 exemplaren.

Voordat Esther doorbrak als schrijfster was zij dierenfotografe en schreef ze ongeveer 60 informatieve boeken over (huis)dieren, waarvan er zo’n 8 miljoen zijn verkocht.

SCHRIJFDROOM

Wilde je altijd al schrijfster worden?
Ik schreef al op mijn zevende dagelijks en ben dat de rest van mijn leven blijven doen. Het is een sterke innerlijke drang: als ik niet kan schrijven, word ik onrustig. Het hoort bij me als ademen, eten en drinken. Dat je van schrijven je beroep kon maken, kwam vroeger niet eens in me op.

In 1993 kocht ik een Franse Bulldog. Over dat ras waren in het Nederlands nog geen informatieve boeken beschikbaar, dus besloot ik die zelf te gaan schrijven. In 1994 kwam De Engelse en Franse Bulldog uit. Het toeval wilde dat de uitgever een nieuw dierenboekenfonds op poten wilde zetten, en vroeg me of ik dat wilde gaan invullen. Vanaf dat moment had ik voor jaren vooruit opdrachten en schreef en fotografeerde ik fulltime.

Langs die weg ben ik ook in de tijdschriftenwereld gerold, waar ik heel veel heb geleerd. In het begin beheerde ik diverse rubrieken, schreef uiteenlopende artikelen en deed interviews, later kreeg ik het eind- en hoofdredacteurschap van enkele dierenbladen. In ruim 11 jaar heb ik ongeveer 60 dierenboeken geschreven en daarvoor de fotografie verzorgd, van De grote hondenencyclopedie tot Basisgids katten fokken. Een flink deel van de dierenboeken is wereldwijd vertaald.

In 2001 begon het schrijven over dieren een beetje op te breken, omdat ik nog andere interesses had waar ik door de vele deadlines nauwelijks aan toekwam.

Esther Verhoef Rendez VousIn 2002 ben ik begonnen aan Onrust, mijn thrillerdebuut. Ik schreef daar ’s nachts aan, omdat ik overdag en ’s avonds werkte aan de dierenboeken en – tijdschriften. Onrust kreeg goede recensies, werd genomineerd voor De Gouden Strop en vertaald in het Duits. Maar pas bij mijn derde thriller, Rendez-vous, die ik schreef n.a.v. onze emigratie naar Frankrijk, brak ik ook door bij het grote publiek en kon ik afscheid nemen van alle overige werkzaamheden.

Wie zijn jouw 3 favoriete schrijvers?
Ik heb niet echt favoriete schrijvers. Er zijn wel boeken die ik goed vind, of/en me op een of andere manier hebben geïnspireerd, en die zijn van onder anderen Alex Boogers, John Hart, Frank Schätzing, Helen Walsh, Michel Houellebecq, Simon de Waal, George Orwell, Fay Weldon, Lee Child, Peter Buwalda, Douglas Kennedy, Natsuo Kirino, Patrick McGrath, Greg Iles, Helmut Krausser, Benoïte Groult, John Fullerton, Bernlef, Daniel Price, Guillermo Arriaga, Andy McNab en Chris Ryan.

Hoe heeft schrijven jouw leven veranderd?
Schrijven is een vreemd vak, want je bent niet meer aan tijden gebonden en je inkomen is ineens afhankelijk van 1.001 factoren, waarvan je de meeste niet zelf in de hand hebt.

De dagindeling bepaal ik grotendeels zelf, behalve rondom het verschijnen en de promotie van een boek. Er bestaan ook geen vaste werktijden of werkplekken meer. Ik kan doordeweeks of in het weekend schrijven, thuis of in een hotel, overdag of ’s nachts. Tegelijkertijd heb ik nooit meer écht vrij, want er is geen enkele scheidslijn meer tussen werk en privé. In mijn hoofd gaat het 24 uur per dag door.

SCHRIJFPROCES

Wat is volgens jou de kunst van het schrijven?
Bezieling. Talent. Inzet.

Hoe heb jij het schrijversvak geleerd?
Door heel kritisch te zijn en te blijven. Ik heb gelukkig ruim de tijd en mogelijkheden gehad om bij te leren en mezelf te verbeteren.

Zowel de informatieve boekenwereld als in de tijdschriftenwereld heb je te maken met een minimaal en maximaal aantal woorden en vooraf bepaalde stramienen en structuren waar de informatie in moet worden gegoten. Je leert dan heel goed je tekst op te delen tot losse informatieblokjes, hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden en economisch om te gaan met je woorden.

Ook heeft elk blad zijn eigen cultuur en lezersgroep. Ik heb al die vaardigheden in me opgeslagen en gebruik ze waarschijnlijk – onbewust – nog steeds.

Hoe onderscheid jij je van andere schrijvers?
Ik hoop dat lezers mijn schrijfstijl als vloeiend en ritmisch ervaren, en ook dat mijn omschrijvingen van omgevingen, personages en gebeurtenissen dusdanig zijn verwoord en gedoseerd dat je als lezer al snel geen woorden meer leest, maar terechtkomt in de wereld die daar achter ligt.

Schrijf jij met de lezer (doelgroep) in je achterhoofd?
Nee. Ik schrijf op dat moment exact dat op wat in me opkomt, puur intuïtief. Als ik de buitenwereld toelaat tijdens het schrijven dan kan ik geen fatsoenlijke zin meer produceren.

Pas als het intuïtieve schrijven erop zit en het verhaal helemaal rond is, ga ik door mijn eigen manuscript heen met een nieuwe blik – die van mij als lezer. En dan wil ik nog wel eens woorden aanpassen, zinnen, scènes of hele hoofdstukken schrappen. Ik volg daarmee mijn eigen lezerssmaak en ik voel me bevoorrecht dat veel lezers die blijkbaar delen.

Hoe kies je het genre waarin je schrijft?
Ik schrijf intuïtief en ik zie wel waar het schip strandt.

Hoe kom jij aan ideeën voor je boeken?
Muziek en reizen inspireert het meeste, maar ook gesprekken met mensen, het zien van films en documentaires en het lezen van interviews en opinie-artikelen – uiteindelijk kan het van alles zijn.

Zodra een thema me pakt, zal ik er vanzelf fragmenten over gaan schrijven. En als daar een boek in zit, dan worden het vanzelf meer fragmenten die uiteindelijk aan elkaar zullen groeien tot een nieuw, compleet boek. Een boek-in-wording moet vooral een plaats zijn waar ik graag naartoe ga. Dus wat daarnaast altijd inspireert is een beetje heimwee of verlangen naar iets wat niet kan, of er niet (meer) is.

Hoe bewaar en verwerk je deze ideeën?
In mijn hoofd. Soms in muziek: dan zit de sfeer van een verhaal in wording in een bepaald muziekstuk, en dan haal ik dat naar boven door het nummer te beluisteren.

Mag je clichés gebruiken?
Volgens enkele critici die zich voornamelijk richten op het literaire gehalte van een boek, gebruik ik (te) veel clichés. Andere critici vinden juist van niet.

Ik probeer al te platgetreden vergelijkingen e.d. altijd te vermijden, want er moet zeker wel uitdaging en verrassing in een tekst op zich zitten, maar het is nu eenmaal zo dat een boek zonder een enkel cliché zelden prettig leest. Mijn uiteindelijke doel is de lezer mee te laten leven met de personages, hem of haar in het verhaal te trekken. Dat is primair wat ik met woorden kan en wil doen.

Is de eerste zin van een nieuw te schrijven boek belangrijk?
Tijdens het schrijfproces niet, omdat ik soms het laatste hoofdstuk als eerste schrijf. Soms besluit ik halverwege het proces het eerste hoofdstuk – en dus ook de eerste zin – naar het midden van het boek te verplaatsen of andersom. Pas als ik klaar ben met het intuïtieve schrijven, kijk ik hoe het ervoor staat met dat begin.

Voor een lezer zijn de eerste zinnen natuurlijk wél heel belangrijk, die zinnen moeten de toon zetten, meteen pakken. Als dat eerste stuk onvoldoende representatief blijkt voor de rest van het boek, schrijf ik er een apart hoofdstuk of een proloog voor. Soms werkt het andersom ook prima: dat je juist die eerste twee, drie hoofdstukken schrapt.

Kan je eens uitleggen wat volgens jou ‘show, don’t tell’ betekent?

Tell:

Simon was een vulgair, grofgebekt type en mijn opmerking had hem duidelijk woedend gemaakt. Hij probeerde me te intimideren en zei met luide stem dat het hem niets kon schelen wat de lerares over hem had gezegd en dat ik hem met rust moest laten.

Show:

Simons uitgespuwde kauwgum belandde voor mijn voeten op de grond. Hij stond op van zijn stoel en dwong me een stap naar achteren te zetten om plaats voor hem te maken. “Wat dat wijf zegt, zal me m’n reet roesten. Sodemieter op!”

Ik vind het getuigen van goed schrijverschap om al te expliciete uitleg achterwege te laten, een lezer wil graag zijn eigen beelden vormen, of heeft die al gevormd. Kleine aanwijzingen zijn vaak al genoeg om het plaatje voor een lezer compleet te maken.

Door teveel uitleg slaat een tekst dood en dan wordt lezen heel vervelend. Toch maak ik er af en toe met opzet gebruik van, als stijlmiddel. Doorgaans licht cynisch, met een knipoog, of omdat het ritme van de zinnen erom vraagt. Zoals de zin Eric is mijn ezel als afsluiter van Hoofdstuk 6 in Rendez-vous.

Hoe weet je of je te veel of te weinig meldt?
Bij twijfelgevallen stuur ik nog wel eens hoofdstukken naar enkele meelezers. Uit hun reacties kan ik opmaken of er teveel of te weinig informatie is gegeven, en dan kan ik dat bijsturen.

Kan je aangeven waarom ritme belangrijk is voor een verhaal?
Ritme is belangrijk voor elke tekst. Als er geen goed ritme in een tekst zit, leest het niet lekker. Of, zoals een vriendin en belangrijke meelezer van me ooit verwoordde: alsof je een kokosmat likt.

Moeten de historische feiten kloppen in een verhaal?
Ja, en niet alleen de historische feiten. Ik stoor me aan gebrekkige research, misschien omdat research in mijn vorige schrijfcarrière van groot belang is geweest. Tegenwoordig kun je een heel eind komen met Google Earth, maar ik ga bij voorkeur naar plaatsen toe die in mijn boeken voorkomen, spreek er mensen en laat zo min mogelijk aan het toeval over. En toch gaat het wel eens mis. Dat kan dan meestal wel in een volgende druk worden aangepast.

Schrijver Esther VerhoefHoe bepaal je of je in de verleden of huidige tijd schrijft?
Gevoelsmatig. Die eerste scènes die uiteindelijk een boek gaan vormen zijn in verleden of tegenwoordige tijd geschreven en daar hou ik dan doorgaans aan vast.

Bij Tegenlicht had ik de hoofdstukken vanuit het kindperspectief door elkaar heen in tegenwoordige en in verleden tijd geschreven. Precies zoals de stukken zich bij me aandienden.

Op aanraden van de uitgeverij heb ik daar uiteindelijk een keuze in gemaakt. Ik had er geen seconde bij stilgestaan dat er voor dit soort zaken ‘regels’ waren, en het heeft ook even geduurd voor ik overstag ging.

Is humor noodzakelijk? Hoe verwerk je humor in een verhaal?
Humor is wat mij betreft niet noodzakelijk, maar kan een zwaar verhaal wel wat luchtiger maken, de lezer wat ‘lucht’ geven. In mijn solowerk komt betrekkelijk weinig humor voor, vrees ik. In de Escobers is de humor meestal behoorlijk zwart, cynisch.

Wat ik wel eens doe, is een humorvol of licht naïef personage plaatsen tussen personages die wat zwaarder op de hand zijn: dierenarts Sven is bijvoorbeeld een prettige tegenhanger van Sil Maier en Susan Staal in Onrust en Onder druk.

Is erotiek noodzakelijk? Hoe verwerk je erotiek in een verhaal?
Erotiek is zeker niet noodzakelijk. Er zijn heel wat schrijvers die zich er nooit aan wagen en lezers die er niet op zitten te wachten. Maar ik hou nu eenmaal van erotiek in boeken, als lezer en als schrijver. Ik schrijf daarbij graag over mensen en hun drijfveren.

Seks is een belangrijke drijfveer van ons menselijk handelen. En hoe en óf iemand überhaupt seks heeft, met wie en wanneer, zegt veel over de persoon. Spanningsvelden zijn altijd mooi om te beschrijven, of er nu wel of niet iets fysieks uit voortvloeit. Buiten dat kan een goed geschreven seksscène gewoon lekker zijn om te lezen. Ik kan er net zo van genieten als van een pittige dialoog of een mooie gedachtestroom, mijn benadering als schrijver is niet veel anders.

Hoe verzin je een personage – hoe kies je een naam voor dit personage?
Namen ontstaan, net als personages waar ze bijhoren, vanzelf, gaandeweg het schrijfproces. Ik denk er in elk geval niet actief over na. Ik merk aan het schrijfplezier of buikgevoel dat ik op de goede weg zit. Pas als het boek rond is, dus als het intuïtieve schrijven erop zit, loop ik de namen na en dan kan ik soms andere keuzes maken.

Het is bijvoorbeeld wel eens voorgekomen dat een personage halverwege het boek een andere naam had aangenomen. Of dat een personage exact dezelfde naam bleek te hebben als een totaal ander personage uit een eerder geschreven boek.

Wat drijft een personage en hoe belangrijk is dit voor het verhaal?
Dat is de basis van elk verhaal, wat mij betreft: drijfveren van mensen.

Moet je altijd het uiterlijk van een personage beschrijven?
Zeker niet altijd. Ik vind het soms leuker om hints te geven (of als lezer te krijgen), zodat je zelf een en ander kunt invullen.

Een goed voorbeeld is metselaar Michel in Rendez-vous. Toen het boek zo goed als klaar was, heb ik met terugwerkende kracht vrijwel alle verwijzingen naar zijn uiterlijk geschrapt, omdat ik vond dat het beeld van Michel dat ik tijdens het schrijven had, niet belangrijk was. De lezer kon beter een eigen beeld vormen. Nergens in Rendez-vous staat iets over Michels haar-, oog- of huidskleur. Toch heeft iedereen die het boek heeft gelezen een vrij duidelijk beeld van hem, en dat loopt van langharig mediterraan tot kortgeschoren hoogblond.

Hoe geef je ieder personage een eigen stem?
Ik leef me tijdens elk schrijfproces enorm in: ik kruip in de huid van mijn personages, een proces dat maanden in beslag kan nemen, en ik kan me gaandeweg steeds beter voorstellen hoe zij de wereld zien en op bepaalde gebeurtenissen zullen reageren. Ik denk ’s avonds in bed na over hun afkomst, ben daarmee bezig als ik tv kijk of een rondje met de hond loop: hoe is hun jeugd geweest, hoe zijn zij op deze plek – in het boek – terechtgekomen? Wat zijn hun drijfveren?

Ten tijde van het schrijfproces van Onrust schreef ik de geschiedenis van mijn personages in het manuscript helemaal uit. Later schrapte ik zulke stukken dan weer. Ze kwamen niet in het uiteindelijke boek terecht, omdat ze op zich geen bijdrage leverden aan het verhaal, alleen mij als schrijver steun gaven. Tegenwoordig krijgt een personage steeds meer vorm in mijn hoofd, schrijf ik het niet meer uit.

Kan je 3 tips geven om dialogen levensechter te laten klinken?

  1. Laat iemand eens onderbroken worden, dat gebeurt in het echte leven constant.
  2. Laat onbelangrijke uitspraken achterwege (‘Wil je koffie?’ ‘Ja, lekker. Met een beetje melk graag.’ Versus: ‘Koffie?’ Ik knikte.).
  3. Wees zuinig met woorden. Minder is meer.

Hoe ga je om met schrijven, schrappen en herschrijven?
Ik schrap, schaaf en herschrijf continu, tijdens en na het schrijven, van het allereerste begin tot aan de derde drukproef toe. Sommige hoofdstukken heb ik alleen op scherm al meer dan tien keer onder handen genomen tot ik er tevreden over ben. Daarna print ik ze uit, want op papier vallen me toch weer andere dingen op dan op scherm.

Een eerste versie zie ik als een basis waar nog veel aan geschaafd en gebouwd moet worden: zoals je een homp klei in de juiste vorm en kleur als basis kunt zien voor een sculptuur.

Gebruik jij tijdens het schrijven de juiste interpunctie?
Ja, ik kan erg slecht tegen slordige teksten, die moet ik eerst opschonen voor ik ze kan lezen. Een tekst moet verzorgd zijn.

Welk boek over schrijven moet een beginnende schrijver zeker lezen?
Ik heb slechts twee boeken in die sfeer gelezen (Bestseller van Paul Sebes en Over leven en schrijven van Stephen King), en pas toen ik zelf al jaren fulltime schreef, dus ik kan op dit vlak helaas geen zinnige tips geven.

MINDSET SCHRIJVERS

Hoe breng jij jezelf in de juiste stemming om te gaan schrijven?
Ik moet me allereerst voor de volle honderd procent kunnen concentreren op mijn verhaal. De telefoon staat uit, mijn agenda is de komende weken of liever nog maanden leeg, ik word de rest van de dag door niemand gestoord. Vaak zet ik muziek op.

Ik kan zeer monomaan ‘in mijn boek zitten’, me compleet uit het sociale leven terugtrekken als ik in een schrijfproces zit, en dan dagenlang of zelfs een week niet buiten komen. Zo’n boek heeft mijn volle aandacht en toewijding. John leCarré zei laatst in een interview: “Writers don’t have a life, they write.”

Zijn inspiratie en creativiteit iets waarop je wacht of wat je afdwingt?
Beide. Vroeger kreeg ik inspiratie, en ging ik vervolgens schrijven. In de afgelopen jaren heb ik geleerd dat je inspiratie soms ook kunt opwekken, door gewoon maar te beginnen.

Wat doe jij als je vastloopt, als je te maken krijgt met het schrijversblok?
Als het echt heel erg is, ga ik op reis. Reizen werkt altijd, het onderweg zijn vooral. Liefst naar een plek waar ik nooit eerder ben geweest, of een lang geleden bezochte streek of stad herontdekken. Grote kans dat ik binnen enkele dagen barst van schrijfdrang en inspiratie.

Maar meestal is het al voldoende om even eruit te zijn, te sporten of naar de film te gaan.

Welke angsten heb jij moeten overwinnen? Hoe heb je dat gedaan?
Dat was er eigenlijk maar eentje: gêne. Het beschrijven van seks en geweld, dat vond ik bij mijn debuut moeilijk. Niet het schrijven zelf, maar het idee dat iedereen dat zou lezen en er het hare of zijne van zou denken.

In mijn eerste boek, Onrust, staan veel van zulke scènes. Eentje daarvan heb ik tijdens het schrijfproces wel tien keer eruit gehaald en teruggeplaatst. Het hielp me uiteindelijk om te beseffen dat een braaf ‘binnen-de-lijntjes-boek’ niet mijn voorkeur had als schrijver, en ook niet als lezer. Het betrof de personages, niet mijzelf, en als lezers dat onderscheid niet konden maken, dan was dat niet mijn probleem. Ik was na publicatie van Onrust dus eigenlijk meteen van mijn koudwatervrees af.

Welke fouten heb jij gemaakt? Wat heb je van deze fouten geleerd?
In Onder druk, mijn tweede boek, zitten onnodig veel plots en subplots. Ik heb er wel de Diamanten Kogel mee gewonnen, maar achteraf gezien had ik zuiniger moeten zijn met een aantal vondsten. Er zaten erbij die een complete novelle of roman hadden kunnen dragen.

Maak je afspraken met familie en vrienden als je schrijft, zodat je niet gestoord kan worden?
Vroeger schreef ik ’s nachts, omdat ik overdag mijn deadlines moest halen. Bovendien was het ’s nachts heerlijk rustig. Nu lukt het om die reden nog steeds prima in de avond en nacht, maar ik schrijf daarnaast steeds meer in de namiddag.

Als ik schrijf, staat mijn telefoon uit en is de deur van mijn schrijfkamer dicht. Ik ben er dan in feite niet, ook niet als er wordt aangebeld of het eten op tafel komt – alle huisgenoten weten dat. Toch werkt dat niet altijd, soms is het met drie pubers en hun aanhang gewoon te onrustig in huis. Ik schrijf dan ook veel onderweg, in hotels bijvoorbeeld, dat gaat heel goed, en ik heb inmiddels de beschikking over een eigen schrijfhuisje. Daar kan ik in alle rust doorschrijven.

Hoe ga jij om met kritiek van bekenden (familie) en onbekenden (recensies)?
Ik ontvang graag kritiek in het laatste stadium van het intuïtieve schrijven; ik stuur dan regelmatig hoofdstukken rond, of geef een deel van het manuscript aan ‘de meelezers’. Die staan allemaal op verschillende manieren in het leven en kunnen dezelfde tekst heel anders interpreteren. Wat zij eruit halen, is voor mij heel leerzaam.

Als een boek eenmaal in de winkel ligt, weet ik dat het het beste is dat ik in die periode in mijn leven heb kunnen produceren. Het duurt lang voor ik mijn eigen boek kan loslaten, regelmatig lees ik zelfs de derde drukproef nog helemaal mee en breng verbeteringen aan. Als zo’n boek verschijnt heb ik het vaak al een jaar of, in geval van Tegenlicht, twee jaar ‘onder me’ en het tig keer gelezen; kritische lezers hebben het doorgespit en hun aantekeningen in de kantlijn gezet, meer dan twintig mensen, onder wie een kwart Neerlandici, hebben zich vervolgens nog eens extreem kritisch over elke zin en elk woord en zelfs beletseltekens gebogen…

Ik weet dan: het is goed. Natuurlijk niet foutloos – dat is het streven, maar nog nooit gelukt – en ook al niet geschikt voor iedere lezer – want dat kan gewoon niet –, maar het boek beantwoordt aan mijn eigen standaard van een goed boek.

Aan die onwankelbare overtuiging kan een lezers- of officiële recensie niets meer veranderen. Er zijn helaas weinig écht goede recensenten in Nederland, maar hun recensies koester ik dan ook – de positieve én negatieve.

Is geld verdienen een belangrijke motivatie om te schrijven?
Dat is het nooit geweest, anders was ik geen thrillers gaan schrijven. Toen ik daarmee begon – in 2001 – was er in Nederland geen droog brood in het genre te verdienen. Het is puur toeval en geluk geweest dat de verkoop van thrillers van eigen bodem in de periode erna zo’n vlucht heeft genomen.

Ben je ooit afgewezen door een uitgeverij? En hoe ging jij om met deze teleurstelling?
Bij zowel de dierenboeken als de thrillers was het meteen raak bij de eerste uitgever die ik aanschreef. Ik heb daardoor wel eens een verkeerde keuze gemaakt. Meteen toegehapt, terwijl ik bij een andere uitgever mogelijk beter had gepast als auteur en ook beter begeleid zou zijn geweest. Aan de andere kant heb ik ook daar weer van geleerd, het was zeker geen verloren tijd.

Meer inspiratie? Lees de tips van onze schrijfcoaches